*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 13697 ***
Bladzijde 41

Pondichéry, hoofdstad van Fransch-Indië.

Naar het Fransch van G. Verschuur.

Pondichéry, moeilijk te naderen over zee.—Witte stad en Indische stad.—Het Regeeringspaleis.—De hôtels in onze koloniën.—Engelsche enclaves.—De bevolking; de kinderen.—Bouwkunst en godsdienst.—Handel.—De toekomst van Pondichéry.—De markt.—De scholen.—Politieke koortshitte.

Groep van kiesgerechtigde Brahmanen.

Groep van kiesgerechtigde Brahmanen.

Een klein strookje gronds vertegenwoordigt op dit oogenblik het belangrijkste gedeelte van 't geen Frankrijk heeft weten te behouden uit zijn oud Indisch Rijk, dat thans een der machtigste koloniën van de britsche kroon is. Op die alluviale strook gronds ligt de stad Pondichéry, hoofdstad der fransche bezittingen, waarvan de groote Dupleix zich gansch andere horizons gedroomd had.

Indische muzikant uit Pondichéry.

Indische muzikant uit Pondichéry.

Het bescheiden grondgebied van Pondichéry omvat niet meer dan 29145 H.A. De dépendances van wat men gewoonlijk Fransch-Indië noemt, zijn de volgende vier: Chandernagor, Karikal, Mahé en Yanaon. Zij liggen verspreid over verschillende deelen van het groote schiereiland, de drie laatstgenoemde op korten afstand van het grondgebied van Pondichéry, het eerste in de onmiddellijke nabijheid van Calcutta.

De gouverneur der Fransche nederzettingen in Indië woont te Pondichéry, maar zijn ambt brengt mee, dat hij zich dikwijls moet verplaatsen naar de verschillende andere fransche plaatsen, waar de leiding der zaken in handen is van administreerende ambtenaren, die aan hem ondergeschikt zijn. Het spreekt vanzelf, dat er verscheiden lagere ambtenaren zijn, dat er een Plaatselijke Raad is evenals een Algemeene Raad, dat de kolonie te Parijs een afgevaardigde in den Senaat heeft, zoowel als in de Kamer, en dat op het grondgebied van Pondichéry de politiek de spil is, waarom alles draait en de voortdurende zorg van iederen dag. Wij zullen nog wel meer een woordje te zeggen hebben over die noodlottige politiek, dien knagenden kanker, waarvan zeker geen enkele fransche kolonie zooveel te lijden heeft als dat arme Pondichéry.

Laat ons eerst voet aan wal zetten, wat niet altijd gemakkelijk gaat, als men, zooals met mij 't geval is, over zee aankomt. Daar de golven dikwijls hoog gaan op de reede, kan de ontscheping soms zoo moeilijk zijn, dat het onmogelijk wordt, gemeenschap Bladzijde 42met de kust te krijgen. Het is vaak gebeurd, dat ten gevolge van het stormachtige weer de paketboot, die Pondichéry aandoet op haar reis heen en terug tusschen Colombo en Calcutta, niet met den wal gemeenschap kon krijgen en zich genoodzaakt zag, met passagiers en lading haren weg te vervolgen. Weinige jaren geleden heeft dat geval zich driemaal achtereen voorgedaan. Met platboomde vaartuigen, chelingues genoemd, die geen inhouten (ribben) hebben, nadert men de kust. Er wordt aangelegd bij een pier, die 252 M. lang is en recht in zee vooruitsteekt; staat de zee hoog, dan heeft men de behendigheid van een acrobaat noodig, om zijn evenwicht te bewaren bij het vastgrijpen van het touw, waarmee men de ladder kan bereiken. Om aan dien last te ontkomen, geeft de toerist er veelal de voorkeur aan, zich per spoor naar Pondichéry te begeven, want de kolonie is sinds 1877 aan het groote Engelsch-Indië verbonden en staat door zijlijnen in verbinding met de van Frankrijk afhankelijke gebieden.

Pondichéry is een vrijhaven. Levensmiddelen en koopwaren van allerlei streken afkomstig, mogen over zee binnenkomen en uitgaan, zonder eenige douanerechten te betalen, onverschillig onder welke vlag zij varen. Alleen zout en opium zijn van deze gunstige beschikking uitgesloten, want bij verdragen zijn die voortbrengselen verboden; noch de productie ervan noch de handel erin zijn geoorloofd.

Moet ik de geschiedenis in herinnering brengen? Pottoutchéri of Poultchéri, het “nieuwe dorp”, door menschen van hooge kaste Poudou-nagar of “Nieuw Kasteel” genoemd, is in 1693 gekocht van koning Vidjayanagar door den beroemden commandant Martin, ter vergoeding voor Sint-Thomas, waarvan de Hollanders zich hadden meester gemaakt. Het dorpje van paria's nam snel toe in grootte en werd het middelpunt van een aanzienlijke handelsbeweging trots de wederwaardigheden van zijn politieke geschiedenis.

Al dadelijk in den aanvang werd het door de Hollanders vermeesterd; maar in 1699 werd het ons teruggegeven. Daarna werd het viermaal door de Engelschen belegerd; admiraal Boscawen werd in 1748 teruggeslagen door Dupleix; in 1760–61 gaf Lally-Tolendal, door hongersnood gedwongen, zich over, na een hardnekkigen tegenstand te hebben geboden, en de vrede van Parijs in 1763 herstelde ons in het bezit van de stad.

In 1778 maakten de Engelschen zich er opnieuw van meester, om de stad in 1785 bij den vrede van Versailles terug te geven en haar daarna voor de derde maal in 1793 te veroveren. Voor goed herkregen wij deze bezitting in 1816–17, met verbod er eenige versterking aan te leggen of er een andere gewapende macht te onderhouden dan de politie.

De stad is in twee deelen verdeeld, de witte stad en de indische stad, door een gracht gescheiden. De eerste, aan de oostzijde en aan zee gelegen, is regelmatig gebouwd; de straten zijn breed en recht, wat ook het geval is met de tweede, die echter over grooter uitgestrektheid zich uitstrekt.

Ik kende Pondichéry, doordien ik er op een vroegere reis een week had doorgebracht, en met waar genoegen zette ik er weer den voet op vasten grond, na mijn aankomst aan die lange pier van slecht ineengevoegde planken. Sinds mijn vorig bezoek was het aanzien der plaats niet veranderd. Ik zie weer het nog al indrukwekkende standbeeld van den grooten Dupleix, dat dichtbij het strand zich verheft, en na eenige honderden meters te zijn voortgegaan, bereik ik het Gouvernementspaleis, waar de tegenwoordige bewoner, dien ik de eer heb te kennen, mij gastvrijheid heeft aangeboden. Ik voel er mij te huis, want in de prettige kamer, die voor mij in orde gebracht is, heb ik ook eenige jaren vroeger gelogeerd.

Het Gouvernementspaleis te Pondichéry is een alleraardigste residentie, en de gouverneur, de heer Lemaire, is er, evenals zijn beminnelijke echtgenoote, veel meer naar zijn zin dan in het sombere huis, dat ze twee jaren geleden op Martinique bewoonden, waar ik 't genoegen had hun een bezoek te brengen. De ligging en de indeeling van het huis zijn uitstekend; het lange balkon, dat langs de groote ontvangzaal loopt, biedt een verrukkelijk uitzicht over een groote, vierkante ruimte, aan de overzij begrensd door een rij sierlijke en regelmatige gebouwen, en als men er 's avonds gemakkelijk is gezeten, geniet men met welbehagen dien verrukkelijken geur der tropische landen, die een temperatuur bezitten, door 't verdwijnen van de zon heerlijk en verkwikkend geworden.

Het klimaat van dit gedeelte van Indië is over 't geheel gezond. In gewone tijden is de gemiddelde temperatuur 30° C. over dag en 26 's nachts. In de maanden December en Januari daalt zij tot 3 à 5° C. over dag, terwijl van Mei tot September de thermometer tusschen 32° en 40° C. staat; dat is de periode van de zeer heete westenwinden, die op onaangename manier de lucht oververhitten. Het droge jaargetijde duurt van het begin van Januari tot omstreeks den 15den October; de rest van het jaar heet dan de winter. In 't algemeen gesproken, regent het zelden in dit deel van Indië; slechts in November en December komt nog al dikwijls regen voor.

Als men te Pondichéry een zindelijk en goed verzorgd hôtel vond, dat bij een goede keuken voor het moderne comfort zorgde, zou ik niet aarzelen, de stad een zeer aantrekkelijk verblijf te noemen voor de europeesche wintermaanden, wanneer zooveel menschen zich afvragen, in welk hoekje van de wereld men aangenaam verblijven kan in zachte lucht. Ongelukkig ontbreekt dit materiëele gerief; de beide hôtels, die men er vindt, zijn beneden het middelmatige, en als men niet van de gastvrijheid van bloedverwanten of vrienden kan genieten, zal men er niet gauw toe komen, er eenigen tijd te vertoeven.

Het gebrek aan goede hôtels in de koloniën is onbetwistbaar een hinderpaal voor de ontwikkeling van het toerisme. De Engelschen hebben dat goed begrepen; nemen wij als voorbeelden de eilanden van de keten der Antillen en de engelsche bezittingen in Azië. Op Trinidad, Jamaica, Ceylon, in geheel Indië vindt men prachtige hôtels, even comfortabel als ergens in Europa, en wat zien wij op Martinique, Guadeloupe, te Nouméa, op Bourbon? Bladzijde 43Niets dan bescheiden herbergen! Daaruit volgt, dat geen enkel toerist, die niet door een vriend is uitgenoodigd, er langer blijft dan volstrekt noodig is. De arme stad Saint-Pierre maakte in zekeren zin een uitzondering op den regel; men had er twee nette, goed ingerichte en goed bestuurde hôtels, maar de uitbarsting van den Mont-Pelé heeft ze voor altijd gesloten.

Al wandelend, nu eens door de stad zelve, dan in de omstreken van Pondichéry, is het mij, of ik in een aardig provinciestadje ben of ergens buiten, waar het mooi is. De woningen zijn sierlijk, getuigen van een zekeren welstand en hebben een zindelijk voorkomen, dat in verschillende andere koloniën ontbreekt. De gouverneur is zoo goed geweest, een tweewielig wagentje, pousse-pousse, te mijner beschikking te stellen, dat ik dikwijls in den morgen gebruik, en een victoria, waarmee ik grooter afstanden kan afleggen, 's Avonds vóór het diner zijn de heer en mevrouw Lemaire zoo vriendelijk, mij per rijtuig in verschillende richtingen den omtrek te laten zien.

Wat die ritjes wel merkwaardig maakt is, dat ik nu eens over fransch dan over engelsch grondgebied voortrol, en in een minimum van tijd dien overgang verscheiden malen maak. Het grondgebied van Pondichéry is door het tractaat van 1816 op de zonderlingste manier verdeeld, toen de kolonie na verscheiden malen in engelsch bezit te zijn overgegaan, voor goed aan Frankrijk kwam. Overal, tot voor de poorten der stad, zijn enclaves van britsch grondgebied in het fransche land uitgesneden, zóó, dat de Engelschen juist die hooge stellingen bezitten, die geschikt zijn voor de plaatsing van batterijen. Hier behoort de weg aan Engeland, terwijl de slooten onder fransche jurisdictie staan; ginds behoort een waterplas tot Madras, terwijl het land, dat er door geïrrigeerd wordt, onder Pondichéry ressorteert. Er is zelfs ergens een stuk gronds, welks eigenaar onbekend is. De Engelschen zijn bekwame politici; bij de sluiting van het tractaat van 1816 hebben zij zich er niet mee tevreden gesteld, aan de fransche regeering de verplichting op te leggen, nergens eenige versterking aan te leggen en geen gewapende macht te onderhouden buiten de politie, maar zij hebben ook het middel gevonden, het terrein zoo te splitsen en in stukken te deelen, dat er hoeken volkomen onverdeeld zijn gebleven.

Wat mij onbegrijpelijk voorkomt is, dat na het dîner de stad geheel uitgestorven is. Men strekt zich gemakkelijk uit op zijn balcon of in zijn tuintje, maar gaat niet uit, en men schijnt er geen prijs op te stellen, op de pier of aan het strand de zuivere versterkende zeelucht te gaan inademen. Het is mij tweemaal gebeurd, dat ik 's avonds ging wandelen en lange overpeinzingen hield op een bank van de pier; maar ik heb geen enkelen Europeaan ontmoet. Alleen een inboorling heeft mij aangesproken in een taal, die ik niet verstond; waarschijnlijk vroeg hij een aalmoes.

Een dame, die ik den volgenden dag ontmoette en wie ik mijn verbazing te kennen gaf over die wonderlijke afzondering, begreep niet, wat ik voor bekoorlijks vinden kon in die rust van het tropische land en dat gemis aan afleiding. Voor haar was het een leven als in de hel; hoe miste ze haar Parijs! Ik heb later gehoord, dat haar man, die ambtenaar was, verlof had gevraagd, daar zijn vrouw het klimaat niet kon verdragen! Trouwens men zou een merkwaardig boek kunnen schrijven over die quaestie van de verloven in de koloniën, alsook over de verschillende redenen, die de belanghebbenden aanvoeren, om ze te krijgen.

De bevolking van Pondichéry is zachtzinnig, onderdanig en beleefd. Welk een treffend verschil met den onaangenamen neger, dien ik zoo dikwijls heb bestudeerd op de Antillen en elders! Het zijn zelfs sympathieke menschen, als men ze aan 't werk ziet op het veld, of hen gadeslaat bij hun kleinhandel, rustig loopend zonder geraas te maken. De kinderen kruipen over den grond, scharrelen langs de wegen tusschen de kippen, en zijn talrijk in de struiken als de konijnen in Australië. Ik kan niet laten, hen juweeltjes te noemen, als ik denk aan de europeesche kinderen, die mij de laatste drie maanden het leven vergald hebben op twee booten van de Messageries Maritimes. Die indische kinderen zijn, net als maleische, chineesche en japansche, lief en aardig, schreien nooit, en of er vijf of vijftig onmiddellijk bij u in de buurt zijn, ge bespeurt hun aanwezigheid nauwelijks. Ik zie ze met genoegen aan, die kleine onschadelijke negertjes, naakt als wormen, en die als eenig kleedingstuk een touwtje om de lenden dragen, waaraan in 't midden een soort van medaillon hangt bij wijze van vijgeblad, meestal uit metaal vervaardigd, koper, zilver of goud, al naar het vermogen der ouders. Wat heb ik hun vaak stuivers en lekkers toegegooid en wat had ik een schik in hun lachende gezichtjes!

Men kan merkwaardige zedenstudies maken in die landen van overzee, waar godsdienst en gebruiken zooveel van de onze verschillen. Verscheiden malen reden wij 's avonds vóór den eten langs begrafenissen, waarvan de schikking tot vermakelijke verrassingen aanleiding gaf. Eens gingen we voorbij den stoet van een inlandsche vrouw van katholiek geloof. Zij lag in groot toilet, met bloemen en sieraden getooid en met zorg gekapt, op een, door de familie gedragen paradebed. Van een doodkist was geen sprake. Ze gingen haar eenvoudig aan den schoot der aarde toevertrouwen en haar met zand bedekken. Een anderen keer zagen we een mohammedaansche begrafenis, door zang en muziek begeleid.

Het aantal tot den christelijken godsdienst bekeerde Indiërs is nog slechts zeer gering. De groote meerderheid der inboorlingen heeft den eeredienst van het Brahmaïsme bewaard, waar luidruchtige feesten, processies met tamtams en andere muziekinstrumenten, die een helsch lawaai maken, bij behooren. Den dag na mijn aankomst is er een groot feest bij een Brahmaan van aanzien, waar de gouverneur genoodigd is. Op het oogenblik, dat ons rijtuig vóór de woning van den jubilaris stilhoudt, laat zich de Marseillaise hooren, en men voert ons naar de voor ons vrijgehouden zetels. Er wordt op onze knieën een reuzenbouquet gezet, die misschien wel een meter in omtrek is, en men hangt ons een krans van bloemen om den hals, die ons niet weinig prikkelt. De locale kleur, versterkt door de opgewonden uitroepen van Bladzijde 44de menigte, is typisch; maar de geuren, die uit het publiek opstijgen, laten veel te wenschen over, te meer daar bijna zonder uitzondering allen naakt zijn, op het vereischte bandje of touwtje na. IJs en ijskoude dranken gaan overvloedig rond; de warmte in de beperkte ruimte wordt ondragelijk; het is tijd dat wij ons rijtuig en de open lucht weer bereiken.

Aardige dreumes in gala.

Aardige dreumes in gala.

Er zou tijd en veel geduld noodig zijn, om het verschil te leeren kennen in de gewoonten en wetten en maatschappelijke vormen, geldend voor de onderscheiden kasten van Brahmanen, en die hen in streng afgesloten klassen splitsen. De een zal nooit dit doen, de ander nooit dat; een handwerk, door deze kaste uitgeoefend, mag door een andere kaste niet worden ter hand genomen. De taak voor iedere kaste is zoo nauwkeurig voorgeschreven, dat het bepaald absurd wordt in onze oogen, en het komt mij voor, dat er zelfs voor deze menschen een lange, moeilijke leertijd wordt vereischt, als zij zich niet zullen schuldig maken aan eenige inbreuk op de velerlei voorschriften van hun godsdienst.

Bouw- en beeldhouwkunst hebben het in de gebouwen, die aan den hindoeschen en den brahmaanschen godsdienst zijn gewijd, tot een zeldzame hoogte gebracht. Vele auteurs hebben ze reeds beschreven; maar toch schijnt het ons van belang, erop te wijzen, dat die van Indië door de artistieke zijde van hun architectuur en den rijkdom van hun versiering uitmunten boven vele tempels, die wij in andere landen van Azië hebben kunnen bezoeken. Men vindt wel niet te Pondichéry zulke prachtige tempels als te Tanjore, Trichinopoly en Madura, maar dat neemt niet weg, dat die van Villenour en andere plaatsen in den omtrek een nauwlettend bezoek verdienen.

Ik ben verscheiden malen naar dien van Villenour gegaan, die op eenige kilometers afstands van de residentie is gelegen. Een zeer groote wagen of kar onder een breed afdak, die nu en dan dienst doet bij processies voor den eeredienst, geeft blijk van de bekwaamheid van deze inboorlingen en hun kunstvaardigheid in het handwerk. Die wagen, geheel van hout gemaakt, stelt een gansche boeddhistische geschiedenis voor, door middel van fijne werktuigen gegraveerd in vierkante blokken van dezelfde afmeting en aan elkander sluitend met onberispelijke symmetrie. Het gewicht van het geheel moet verbazend zijn, want op de hooge feestdagen zijn er 1200 à 1500 menschen noodig om het kolossale voertuig te trekken.

De kunstvaardigheid van deze inboorlingen is nog niet verloren gegaan, zooals men geneigd zou zijn te veronderstellen, als men bespeurt dat al die indische tempels tot de oudheid opklimmen, en dat men in onze dagen nooit eens den bouw van een nieuw, even grootsch bouwwerk bijwoont. Ik heb er het bewijs van gezien, toen de gouverneur mij naar een plaats bracht dichtbij Villenour, waar wij een wagen zagen, die bijna af was en met evenveel talent vervaardigd was, als die uit voorbijgegane tijden.

Het ware meesterstuk, dat wij voor oogen hebben, is uit zeer hard hout gesneden en stelt met merkwaardige fijnheid een boeddhistische processie voor, waarvan ons de beteekenis natuurlijk ontgaat, maar die ons met bewondering vervult. Een inlandsch beambte legt ons uit, dat er ten minste 500 menschen zullen noodig zijn, om den wagen te trekken. Hij laat ons het touw zien, dat men zal moeten gebruiken; het is zoo dik als een reuzenslang. Wij waren het niet alleen, die in verrukking raakten over dit mooie werk; een hoop kinderen omringde ons en was vervuld van eerbied. Ik vermoed, dat de heer Piot voldaan zou zijn over een bezoek aan een land, waar zijn leer zooveel aanhangers heeft gevonden.

Wat Pondichéry en de grond, die er bij behoort, aan landbouwvoortbrengselen opleveren, beteekent weinig. De geheele uitvoer heeft slechts een waarde van 27 à 28 millioen francs; katoenen weefsels zijn daarin opgenomen voor een som van bij de 9 millioen en de aardnoten voor 15. Volgens het jaarverslag van 1904 hebben 48 stoombooten van verschillende nationaliteit 581562 zakken aardnoten ingenomen van 75 kilo per zak. De aardnoten worden ook in den vorm van aardnotenkoeken uitgevoerd. Verleden jaar is de uitvoer van dit artikel gestegen tot een totaal bedrag van 4376 ton, hetgeen een waarde vertegenwoordigt van bij de 400,000 francs. Daarna volgen de katoenen Bladzijde 46weefsels, die in de laatste statistiek voorkomen voor de som van bij de 9 millioen; de rijstsoorten voor 2¼ millioen en de huiden voor 1½ millioen francs. De andere uitvoerartikelen bereiken slechts een onbeduidend cijfer. Er wordt een kleine hoeveelheid vanille uitgevoerd, zooals ook kokosnoten en vruchten. Het verbouwen van aardnoten heeft in den laatsten tijd een groote vlucht genomen en zou nog aanmerkelijk kunnen toenemen. Die handel is voortaan een zaak van gewicht voor Fransch-Indië, daar Pondichéry voor die oliehoudende zaden een groote opslagplaats geworden is, die niet enkel gevoed wordt door de directe voortbrenging in de buurt; reeds beginnen de producten uit de omliggende engelsche bezittingen toe te stroomen, waardoor de handelsbeweging vertienvoudigd wordt.

De landbouwers uit het Zuiden van Indië, vooral uit de provincie Tanjore en uit de omstreken van Trichinopoly maken meestal voor hun verzendingen gebruik van Pondichéry, daar het de beste haven van de kust is, minder dan Madras aan cyclonen blootgesteld. De laatste, waarvan men de herinnering nog heeft behouden, is die van 1863; zeven schepen, die op korten afstand van het strand ten anker lagen, werden verzwolgen bij de groote ramp.

Wat de vanille aangaat, men is er met de cultuur nog pas sinds een dozijn jaren bezig; vrij groote velden zijn ermee beplant in den Kolonialen Tuin, waar de onderdirecteur mij wel de inlichtingen wil geven, die mij belang inboezemen. In het begin had men met groote zorgeloosheid te strijden. De inboorlingen, die bij het kweeken van het kostbare gewas gebruikt worden, moeten voortdurend onder toezicht zijn; in het begin lagen massa's vanille in kisten te verrotten, alsof er een hoop hooi in lag. De tegenwoordige gouverneur heeft er orde op gesteld, zooals uit de verkregen resultaten blijkt. De vrucht van Pondichéry is dunner dan die uit Mexico en van Réunion, maar de geur der stokjes doet naar mijne meening niet voor de andere onder. De vanille wordt hier voor tien roepijen, dat is 17 francs, per kilo verkocht. Er zijn te Pondichéry kweekers met een ruim geweten, die hun welverzorgden en goed ingepakten oogst naar Bourbon hebben gezonden, om van daar als echte Bourbonvanille naar Europa te worden verscheept.

De geheele bevolking van de fransche nederzettingen in Indië bedroeg op 31 December 1903 het aantal van 273748 inwoners, onder wie slechts 1408 Europeanen, en wel 492 mannen, 546 vrouwen en 370 kinderen. De europeesche bevolking wisselt natuurlijk voortdurend, daar de meesten slechts zeer kort in de kolonie blijven. Dit geldt vooral van de ambtenaren en hun gezinnen, wier chassé-croisé over alle oceanen voldoende bekend is. Het aantal Europeanen of kleurlingen, die er wortel hebben geschoten en behagen vinden in de carrière, welke zij hebben gekozen, of in den handel, waarin zij bezig zijn, is slechts zeer klein. Men kan de vooroordeelen van een volk niet veranderen, zoo min als de begrippen, die gangbaar, zijn in het moederland. Een kolonie is nu eenmaal een oord van ballingschap, en het klimaat moet er noodzakelijk ongezond zijn. En hoeveel menschen, veroordeeld om in het land, dat hen heeft zien geboren worden, te leven in een voortdurenden strijd ter verkrijging van de meest dringende levensbehoeften, zouden zich een veel vrijer en ruimer bestaan kunnen verschaffen, als zij, zoo zij vlijt en volharding bezaten, besloten het routinejuk af te schudden, en iets te ondernemen, 't zij landbouw of handel, in landen van onbetwistbare vruchtbaarheid, waar men nog zooveel handen kan gebruiken! Voor den groothandel, de banken, industriëele ondernemingen zouden er onmetelijke velden te exploiteeren blijven.

Wij behoeven slechts een afstand van 160 kilometer per spoor af te leggen, om Madras te bereiken, gelegen aan diezelfde kust van Coromandel, en we stappen uit in een groote handelsstad, waar het drukke leven zich in allerlei vormen voordoet, en waar men alles kan genieten, wat een bloeiende europeesche stad aanbiedt. Bombay en Calcutta zijn evenals veel steden van het Uiterste Oosten volkrijke, bloeiende centra, die in niets onderdoen voor de groote steden van onze oude wereld, en zij, die er zich gevestigd hebben in den handel, het bankwezen of de industrie, klagen niet over de zoogenaamde ballingschap. Trouwens in veertien of achttien dagen voeren de trein en de paketboot hen naar den geboortegrond terug voor een kleine vacantie, waartoe gemakkelijk besloten wordt door die inwoners, wier middelen hun de onbeteekenende verplaatsing toestaan.

Als men het leven van den inboorling nagaat met het oog op zijn behoeften en zijn intellectueele ontwikkeling, moet men wel inzien, dat hij veel gelukkiger is dan menig Europeaan of kleurling, die verkeert in wat wij overeengekomen zijn, beter levensomstandigheden te noemen. Wij vinden hem doorgaans vroolijk en tevreden; hij klaagt zelden, leeft op de primitiefste manier, wonend in een krotje of hutje met zijn meestal talrijk gezin, zich dekkend met een strook stof, die hem eenige stuivers heeft gekost, zich op de soberste manier voedend met de producten, die hij dikwijls zelf verbouwt zonder zorg voor den komenden dag. Is zoo'n man uit philosofisch oogpunt niet veel gelukkiger dan de meesten onzer?

Een van mijn grootste genoegens in de koloniën bestaat in een bezoek aan de markt, dien levenden kaleidoscoop, die altijd een verschillend veld van waarnemingen is, al naar de omgeving waarin men zich bevindt. De markten van Indië bieden niet zoo'n weerzinwekkend, kwalijk riekend schouwspel als de markten in negerlanden. De menschen zijn er minder vuil en maken minder leven dan de zwarten van de Antillen of Zuid-Amerika; zij passen met hun bonte doeken bij hun omgeving, die niet zoo carnavalachtig is als ginder. Rood is de meest geliefde kleur; men zou bijna kunnen zeggen de eenige, door mannen en vrouwen gedragen, zoowel wanneer zij zich een groot deel van het lichaam bedekken, als wanneer ze zich tot een eenvoudigen band bepalen, aangebracht naar de wetten der welvoegelijkheid.

De pagode van Villenour van binnen.

De pagode van Villenour van binnen.

Hier ook weer is er geen gebrek aan kinderen; maar de ouders behoeven zich niet om hen te bekommeren, want het talrijk kroost kan het goed vinden met de kippen aan den weg, en verdwaalt niet in de drukke menigte. Wat ik vurig hoop voor de inlandsche Bladzijde 47bevolking van Pondichéry en zelfs voor heel Indië, is dat men er de invoering van automobielen verbiede, die er zeker spoedig veel kwaad zouden stichten. Ten tijde van mijn verblijf in de kolonie had een parijsch automobielfabrikant zich tot een ambtenaar in Pondichéry gewend, om inlichtingen te erlangen omtrent de mogelijkheid, het moordend instrument er in te voeren. De inboorling heeft de betreurenswaardige gewoonte, altijd op het midden van den weg te loopen, en zelfs als men in een gewoon rijtuig zit, moet men herhaaldelijk roepen, om hem naar den een of den anderen kant van den weg te doen gaan; wat de kinderen betreft, ze loopen voortdurend gevaar, in stukjes te worden gereden. Nergens ter wereld hebben de koetsiers zulk een moeilijke taak bij het mennen van hun paarden. Wat zou er gebeuren, als men op een dag den invoer van die wagens toeliet, die, al zouden ze enkele bevoorrechten gelukkig maken, een moorddadige werking zouden uitoefenen en de bevolking zouden decimeeren! De Europeaan zou, ook al kon bij zich bergen en zijn bestaan verdedigen, oproerige kreten uiten bij het zien van het monster, vooral om den aard van den grond. De bodem in het zuiden van Indië verkruimelt tot een rood poeder, dat bij het geringste zuchtje van den wind in wolken opvliegt. Nu reeds in onze europeesche landen het stof, door dit middel van vervoer opgejaagd, vrij gerechtvaardigde klachten doet rijzen, zou men te Pondichéry ware wanhoopskreten slaken. Hoe dikwijls is het mij gebeurd, dat ik na een wandeling van een paar uur moest constateeren, dat mijn wit costuum een saffraan kleurige tint had gekregen!

De heer Delale, hoofd van het openbaar onderwijs, is zoo welwillend, mij tot gids te strekken bij het bezoek, dat ik mij voorgesteld had te brengen aan de voornaamste scholen van de stad. De quaestie van het onderwijs, dat in de koloniën aan de inlandsche bevolking wordt gegeven, heeft mij altijd veel belang ingeboezemd en leidde mij tot merkwaardige vergelijkingen. Er zijn koloniën, waar het oprechten lof verdient, en andere, waar het, eerlijk gezegd, bedroevend is, waar het op niets, op geen onderwijs neerkomt. Te Pondichéry, waar verscheiden scholen zijn, heb ik aan vijf een bezoek gebracht. Het onderwijs staat onder het toezicht van een zeer intelligenten leider, die uitstekend samenwerkt met den gouverneur. Wat mij het meest heeft getroffen, is de practische manier, waarop de onderwijzers in de jeugdige hersens de dingen doen doordringen, die hun onderwezen moeten worden, niet door het domme systeem van machinaal de kinderen zinnen te laten herhalen, die ze niet begrijpen, maar door het kraantje van hun intelligentie te openen door verklaringen, die ze kunnen vatten, en die ze daarom niet vergeten. In die verschillende scholen ga ik door alle klassen heen en vraag verlof, die kinderen te mogen ondervragen, die toeval of intuïtie mij doen kiezen, daar ik altijd de keus van een onderwijzer een beetje wantrouw in de gevallen, dat de school aan een bezoeker moet worden vertoond. Het is mij aangenaam te kunnen zeggen, tot eer van den heer Delale, dat het bezoek aan die inrichtingen te Pondichéry zeer goede herinneringen bij mij heeft achtergelaten, en dat het te wenschen ware, dat men in enkele andere koloniën zijn goede methode volgde en tevens het aanhoudende toezicht, dat hij uitoefent in het hem toevertrouwde departement.

In de laatste school, die ik bezocht, en die alleen voor jonge meisjes bestemd is, woonde ik verschillende naailessen bij, waar het werk op zeer lofwaardige wijze werd gedaan. Ik ben verbaasd over de gemakkelijkheid, waarmee die meisjes in goed Fransch antwoorden op de vragen, die ik tot haar richt. In Engelsch-Indië had ik in twee scholen kunnen opmerken, dat de kinderen zich bijna alleen in hun moedertaal konden uitdrukken, doorspekt met enkele engelsche woorden, verhaspeld op een wijze, die ze onbegrijpelijk maakte.

Ach, indien het mogelijk was, al die kinderen in hun vroegste jeugd te doen begrijpen, dat er een studie is, waar de hersens door in de war raken en die de rust des levens verwoest, zou dat een weldaad zijn voor de kolonie! Ik heb het oog op de politiek, die dit arme land verwoest, de ontwikkeling tegenhoudt en op betreurenswaardige wijze de europeesche bevolking verdeelt.

Ik wil liever niet stilstaan bij de pijnlijke zijden van de politiek, waar zij tot minder fraaie resultaten leidt en vooral vroeger geleid heeft.... Buitendien, niet enkel in Indië houdt men zich op met verkiezingspraktijken die afkeurenswaardig en verderfelijk zijn. Er zijn in Frankrijk ook steden bekend, waar de kiezers zich tot voorbeeld schijnen te stellen wat er plaats grijpt om en bij de stembussen van de hoofdstad onzer indische bezittingen....

De grappige kant van de zaak is de terugslag der politieke meeningen op de onderlinge betrekkingen van de Europeanen, die te Pondichéry gevestigd zijn. Ik heb daar merkwaardige herinneringen aan behouden, en ik kan geen weerstand bieden aan den lust er enkele van mee te deelen.

Een ambtenaar, pas ontscheept in de kolonie, brengt een bezoek aan den heer A, maar kan, daar hij den volgenden dag ongesteld wordt, niet naar den heer B gaan.... Hij wordt dadelijk door dien laatste beschouwd als te behooren tot een hem vijandelijke clan en op zij geschoven; men vertrouwt hem niet. Een ander ambtenaar, die op dezelfden dag gezien is geworden in gesprek met twee menschen van tegengestelde politieke overtuiging, wordt door beide voor een halve gehouden, een middenman, dien men goed zal doen te mijden.

Aan de zijde der dames werkt de jaloezie met de allernietigste argumenten, de ongerijmdste voorwendsels, waarbij dan een gebabbel komt, zoo als men zich bijna niet kan voorstellen. Een dame uit Pondichéry heeft mij verteld, dat men vond dat zij haar rang niet voldoende kon ophouden, omdat zij in plaats van een pousse-pousse te nemen (kosten 20 centimes) te voet een boodschap was gaan doen op 100 M. afstands. Het schijnt wel, dat een vrouw die zichzelve respecteert, in dat land in 't geheel niet mag loopen!

Een tocht naar Karikal en naar Mahé, die betrekkelijk niet ver van Pondichéry liggen, lachte mij niet toe. Daarentegen heb ik, toen ik eenigen tijd vóór mijn bezoek aan Zuid-Indië in Calcutta vertoefde, Bladzijde 48een uitstapje gemaakt naar Chandernagor, slechts op een uur afstands per spoor verwijderd van de hoofdstad der engelsche bezittingen. Chandernagor, gebouwd op den rechteroever van de Hoogly aan een schilderachtige baai, herinnert aan de schoonste tijden van de fransche heerschappij in Indië. De stad heeft gedurende de geheele eerste helft der 18de eeuw de schepen bij honderden aan haar kaden ten anker zien komen; daar zetelde de gansche handel van Bengalen. Zij heeft haar voorspoed zien verdwijnen door de opkomst en de groote ontwikkeling van Calcutta. Maar nog is het een stad, die indruk maakt, een aardige plaats met breede, rechte straten en sierlijke huizen. Verscheiden ruïnen van paleizen en tempels getuigen van den vroegeren luister. Het grondgebied is niet zeer groot, namelijk 6 K.M. over de grootste lengte bij een breedte van 2 K.M., een oppervlakte van 1000 H.A. Het klimaat is er, dank zij den meren en bosschen om de stad, koeler dan in de omringende deelen des lands, maar de temperatuur is er veel veranderlijker en veel koeler dan te Pondichéry, ofschoon men in Mei zeer dikwijls een warmte heeft van 40 tot 45° C.

Indische schoone in feestgewaad.

Indische schoone in feestgewaad.

Er wordt, eigenlijk gezegd, te Chandernagor niets verbouwd, daar de beschikbare grond zoo beperkt is, dat men geen ernstige pogingen kan beginnen; maar de politiek is er wel doorgedrongen, evenals te Pondichéry, en zij vormt het hoofdonderwerp van alle gesprekken.

Ik bracht er twee heerlijke dagen door bij den vriendelijken administrateur, den heer Bertrand en zijn lieve vrouw, en ik genoot van de heerlijke wandelingen aan den oever der rivier in de zuivere, opwekkende lucht.

Er bestaat verschil van meening over de duurzaamheid van het engelsch bestuur in Indië. Naar alle waarschijnlijkheid hebben de Engelschen er geen wortel gevat. Een volksuitdrukking zegt: “De Engelschman en de Hindoe gaan samen als olie en water”, dat wil zeggen, dat ze in 't geheel niet samengaan. De Hindoes verwijten den Engelschen, dat zij hen opeten, zooals de rupsen bladeren vernielen en zoo den boomen het sap ontstelen. Maar de Engelschen maken zich ook geen illusies omtrent de gevoelens, die zij den Hindoes inboezemen. “De intelligentste inboorlingen”, schrijft een engelsch reiziger, “erkennen de weldaden van ons bestuur; maar de massa wil liever slecht geregeerd worden door haar eigen hoofden dan goed door ons”.

Het schijnt, dat de fransche invloed dieper doorgewerkt heeft op de te weinig talrijke stammen, door oude verdragen onder ons bestuur gelaten. Ik kan de verzoeking niet weerstaan, enkele regels aan te halen, die door Pierre Loti in zijn Propos d'exil gewijd zijn aan de boeren uit den omtrek van Mahé (en die toegepast zouden kunnen worden op alle Hindoes, die fransch grondgebied bewonen), omdat zij uitstekend de gevoelens weergeven, die de inboorling te onzen opzichte koestert: “Zij zeggen in het Fransch bonjour, als de boeren bij ons en schijnen er trotsch op te zijn, bij ons te zijn gebleven; men ziet, dat ze lust hebben te blijven staan en een praatje te maken. Diegenen, die onze taal een weinig kennen, glimlachen en beginnen een gesprek, altijd pratend van: ‘Onze matrozen ... onze soldaten.’ Ja, men is hier toch wel in Frankrijk.” En ik moet denken aan een geval voor de rechtbank te Saigon, waar een van die Indiërs, beschuldigd van ik weet niet welke euveldaad, aan een magistraat uit Corsica, die hem als wilde toesprak, ten antwoord gaf: “Wij waren al Franschen tweehonderd jaar vroeger dan gij.”

*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK 13697 ***